Na een stille winternacht werd ik wakker met de indruk dat me een vraag was gesteld, die ik in mijn slaap probeerde te beantwoorden. Iets als wat, hoe, wanneer waar? Maar daar was de ontwakende Natuur, waarin alle schepselen leven, die door mijn brede ramen naar binnen keek, met sereen en tevreden gezicht, en geen enkele vraag op haar lippen. Ik ontwaakte bij een beantwoorde vraag. Bij de natuur en het daglicht. De diepe sneeuw bespikkeld met jonge dennen. De Natuur stelt geen vragen en beantwoordt er geen die wij stervelingen stellen. Zij heeft al lang haar besluit genomen.
Zo schreef Henry David Thoreau in zijn beroemde Walden in 1854. Als één van de eersten stelde hij zich de vraag: met welk recht onderwerpen wij de natuur aan onze wil en eigenen wij haar ons toe? En waarom zijn wij slechts bezig met het vergaren van rijkdom en status en missen we dat ondertussen voortdurend het wonder van de schepping zich voor onze ogen voltrekt? Hij zonderde zich af en bouwde wellicht het eerste Tiny House bij Walden Pond, in de bossen van Massachusetts. Zijn tekst resoneert sterk in deze tijden waarin de mens de natuur ontwricht op een manier die Thoreau nooit kon voorzien en toch intuïtief bevroedde, in tijden waarin zovelen zoeken naar troost en verlossing in wat ons van de natuur nog rest.
Tijdens de eindeloze Lockdowns schreef componist Jeppe Moulijn The Seasons, een grootschalig werk voor 4 zangers en orkest, en gebruikte Thoreau’s schitterende Walden als basis voor deze onomwonden liefdesverklaring aan de natuur. Voor elk seizoen één zanger, tussen de seizoenen alle vier samen in gedichten van de legendarische eigenzinnige dichteres Emily Dickinson, ook een zoeker naar de heelheid tussen mens en natuur.